We weten nu hoe straling wordt geproduceerd en hoe we kunnen meten hoeveel straling er wordt ontvangen maar als je zou willen weten hoe lang een bepaald stuk radioactief materiaal nog gevaarlijk blijft zou je moeten weten hoeveel atomen erin zitten en hoeveel atomen er per seconde vervallen, je hebt de activiteit nodig.
Helaas is het moment waarop een bepaald atoom vervalt compleet willekeurig, je kan niet voorspellen wanneer één bepaalde kern zal vervallen. Het is dus als een loterij, het nummer op jouw lot zal ooit eens het winnende nummer zijn, je weet alleen niet wanneer!
Bij kansspelen hoort kansberekening en die kunnen we ook toepassen op de atomen in een stuk radioactief materiaal, zo kunnen we toch een voorspelling doen.
Opdracht
78: Elke kern heeft een bepaalde kans om te vervallen en die kans kunnen we naspelen met dobbelstenen. Neem 20 dobbelstenen en kopieer de volgende tabel in je schrift.
Laten we zeggen dat elke dobbelsteen de kern van het zeldzame Unobtainium is en dat ze een 1/3 kans hebben om te vervallen bij elke worp. Elke worp is in dit spel een seconde.
Werp de 20 dobbelstenen en pak de dobbelstenen met een 5 of 6 eruit, deze zijn vervallen, schrijf het aantal op in de tabel. De volgende worp is met de overgebleven niet-vervallen atomen. Doe dit totdat je zeven keer hebt gegooid of alle atomen zijn vervallen. Op de laatste rij bereken je het gemiddelde aantal atomen dat vervalt in die worp.
Je hebt hier al de activiteit berekend in de eenheid Becquerel (Bq), dit betekent namelijk gewoon het aantal vervallen kernen per seconde.
Schrijf de volgende tabel over in je schrift en gebruik de eerste tabel om de volgende in te vullen, dit is het aantal kernen dat na een bepaalde worp (tijd) is overgebleven.
Teken nu twee grafieken:
A: Het gemiddeld aantal kernen dat vervalt tegen de tijd
B: Het gemiddeld aantal kernen dat overblijft tegen de tijd.
Zoals je ziet hebben ze een soortgelijke vorm. Ik durf een gokje te wagen; wanneer je het aantal overgebleven kernen na t=1s en t=2,5s met elkaar vergelijkt, zal je zien dat de hoeveelheid ongeveer is gehalveerd. Wanneer je de activiteit op t=1s en t=2,5s vergelijkt, zal je zien dat die ook ongeveer is gehalveerd.
Natuurlijk was dit maar een experimentje met 20 kernen, wanneer je dit met de miljarden kernen zou doen die al in het kleinste stofje zitten zou je erop uitkomen dat wanneer het aantal resterende kernen met een bepaald percentage afneemt, de activiteit ook met dat percentage afneemt.
Halfwaardetijd
In het vorige experiment hebben we een 1/3 kans gebruikt. Als we dit zouden doen met een 1/6 kans zouden de getallen wel wat anders zijn maar de vorm van de grafiek niet. Zelfs als we zouden zeggen dat elke worp staat voor een uur of een jaar zou de vorm van de grafiek niet veranderen. Elk radio-isotoop waar we dit mee zouden doen zou dezelfde vorm grafiek leveren maar alleen andere getallen. De getallen hangen af van de kans en die kans hangt af van het specifieke isotoop, het is een stofeigenschap.
We zouden deze eigenschap kunnen definiëren als, “de kans op verval per seconde” of “het percentage dat vervalt per jaar” maar dat hebben we niet gedaan. Wat we hebben is de halfwaardetijd.
De halfwaardetijd van een radio-isotoop is de tijd waarin de helft van de overgebleven kernen vervalt.
Dit betekent ook:
De halfwaardetijd van een radio-isotoop is de tijd waarin de activiteit met 50%afneemt.
Sommige isotopen hebben een hele korte halfwaardetijd, Polonium-212 bijvoorbeeld heeft een halfwaardetijd van 3.10-7 seconden. Anderen hebben een hele lange tijd, Uranium-238 heeft een halfwaardetijd van 4,46.109 jaar.
Opdrachten
Kijk eens naar de volgende grafiek, het is een gemeten activiteit over 30 dagen.
79. Hoelang duurt het voordat de gemeten activiteit van 80 naar 40 deeltjes per seconde gaat?
80. En van 40 naar 20?
81. En van 20 naar 10?
82. Dus de halfwaardetijd van dit isotoop is:
83. Bepaal de halfwaardetijd van het Unobtainium dat we met de dobbelstenen hebben gebruikt.