Berzelius was een wees uit Zweden die door zijn gemene stiefvader opgevoed werd. Hij werkte op zijn boerderij en hij sliep in een kamer die ook gebruikt werd als opslagplaats voor aardappelen. Zijn stiefvader zorgde ervoor dat de aardappelen tijdens de winter niet bevroren dus in ieder geval bleef Berzelius wel warm. Vanuit de middelbare school ging hij naar de universiteit en raakte geïnteresseerd in experimentele scheikunde.
Wat heeft Berzelius gedaan?
Berzelius hoorde over de theorie van Dalton en ging zijn eigen metingen aan de relatieve atoommassa doen. Hij wist, door de experimenten die Humprey Davy al eerder had gedaan, uit hoeveel atomen de verbindingen bestonden. Hij wist ook dat als er elektriciteit door water heen ging, dat er twee keer zoveel waterstof als zuurstof ontstond. Dus hij concludeerde dat water uit twee atomen waterstof en één atoom zuurstof bestond.
De atoomtheorie van Berzelius
Alle atomen zijn bolvormig.
Alle atomen zijn even groot.
Atomen hebben verschillende massa’s.
Atomen worden door elektrochemische reacties in een vaste samenstelling samengevoegd (verbindingen). Sommige atomen zijn positief en anderen zijn negatief.
Dalton kon de elektrochemische combinatie van Berzelius niet accepteren, maar hij kon zelf niet verklaren waarom atomen in een bepaalde verbindingen samengingen.
Chemische symbolen
Berzelius vond dat chemische symbolen letters moesten zijn. Hij nam de eerste letter van de Latijnse naam van het element. Als de letters hetzelfde waren, dan nam hij de eerste en de volgende letter. De symbolen van Berzelius worden nu nog steeds in het Periodiek Systeem gebruikt.
Opdrachten
7. Gebruik een BINAS, een periodiek systeem of het internet om de relatieve atoommassa’s en symbolen van de volgende elementen op te zoeken.
8. Wie zat het dichtst bij de moderne relatieve atoommassa’s?
9. Noem twee oorzaken waarom deze metingen beter zijn.
10. Hoe dacht Berzelius dat atomen met elkaar werden verbonden om moleculen te vormen?
11. Hieronder staan zes stoffen. Gebruik wat je afgelopen jaar bij scheikunde hebt geleerd om de formule te bepalen en gebruik de atoommassa’s die je eerder hebt op gezocht om de moleculemassa te berekenen.
a) Water
b) Koolstofdioxide
c) Zuurstof
d) Methaan
e) Zwafeltrioxide
f) Tetraethyllood