De verschillende isotopen zijn niet alleen leuk voor de natuur- en scheikundigen, ook in andere takken van wetenschap hebben isotopen en functie. Zuurstof bijvoorbeeld.
Van zuurstof bestaan drie isotopen in de natuur; Zuurstof-16, 17 en 18. Het isotoop met 8 neutronen is veruit het meest voorkomend, bijna 99,8% van alle zuurstofatomen zijn zuurstof-16, de rest is bijna allemaal zuurstof-18. Het laatste beetje is zuurstof-17 maar dat is zo weinig, die negeren we.
Zuurstof zit in de oceanen als opgelost zuurstof maar natuurlijk ook in watermoleculen. Omdat zuurstof-18 iets zwaarder is dan zuurstof-16 ontstaat er een verschil in de waterkringloop. Omdat watermoleculen met zuurstof-16 lichter zijn, verdampen ze makkelijker dan moleculen waar zuurstof-18 in zit (en bovenin het water zit sowieso al wat meer zuurstof-16 omdat het lichter is). In de wolk B zit dus relatief meer zuurstof-16 waardoor er in het water A relatief meer zuurstof-18 over blijft. Omdat het water bij C weer naar beneden regent en via de grond en rivieren terug in de zee stroomt blijft deze verhouding ongeveer hetzelfde, totdat het koud wordt.
Wanneer het water met een relatief hoge concentratie zuurstof-16 als sneeuw en ijs op het land blijft liggen wordt de concentratie zuurstof-18 in de oceaan steeds groter en dat zien we terug in de schelpen van schaaldieren maar ook in de koralen.
Schelpen en koralen groeien net als een boom, er komt elk jaar een buitenst randje bij. Omdat de schelp vooral gemaakt is van calciumcarbonaat is de verhouding van zuurstof-16 en zuurstof-18 in die nieuwe rand terug te vinden. Door die verhouding in verschillende ringen te meten kunnen wetenschappers “aflezen” hoe warm de aarde dat jaar was. Zo kunnen dingen als de opwarming van de aarde dus ook echt worden gemeten.